Klacht

De cliënt en ik zijn er samen niet uitgekomen en verplichte medicatie-inname is hem nu opgelegd. Deze procedure is zorgvuldig uitgevoerd, met een second opinion van een onafhankelijke psychiater. Die heeft zich uitgebreid laten informeren door meerdere betrokkenen en gekeken of dit de enige weg is die kan leiden naar een betere balans en gezondheid. Het antwoord pakte negatief uit voor de cliënt die, begrijpelijk, niks tegen zijn zin wil innemen. Hij heeft het recht om tegen deze uitspraak in verweer te komen en dat doet hij dan ook. Hij dient een klacht in tegen de uitspraak, tegen mij, zijn behandelaar, die hem dit oplegt.

Het is mijn eerste klacht in 30 jaar GGZ. Ergens, stiekem, had ik gehoopt dat ik het bij deze gedwongen opgenomen patiënten anders zou doen, we er altijd uit zouden komen, ze volledig vrijwillig hun behandeling aangaan na een tijdje van verzet, en daarna blij zouden zijn dat ze zich nu toch echt beter voelden.

Wat een arrogantie.

En ik weet niet eens of deze patiënt zich beter gaat voelen met medicijnen. Ik weet alleen dat hij zonder medicijn niet voor zichzelf kan zorgen. En deze wens heeft hij wel.

Als ik de mail van de klachtencommissie open zakt de moed me in de schoenen. Er moeten veel stukken worden aangeleverd om de klacht goed te kunnen beoordelen, en ik moet een verweerschrift schrijven. Iets wat ik alleen maar ken van mijn partner, die advocaat is.

De ochtend van de zitting zit de hele tafel vol. De klachtencommissie bestaat uit een grote groep. De patiënt is met zijn vertrouwenspersoon aanwezig. Ik moet alle stukken in zevenvoud aanleveren en ze ook nog van koffie voorzien. Zelfmedelijden ligt dicht op de loer.
Ik verman me, het is goed dat patiënten kunnen klagen en tegen hun behandeling in verweer kunnen komen.

De moeder van mijn oma, mijn overgrootmoeder, bleek na grondig familieonderzoek helemaal niet overleden toen mijn oma nog jong was. Iets wat mijn oma met haar broers en zussen, opgegroeid in het weeshuis, altijd te horen hebben gekregen. Nee, hun moeder was opgenomen in het Deventer Dolhuis, begin 1900. Ze moet daar nog zeker 30 jaar geleefd hebben. Weggestopt, doodverklaard. Haar kinderen heeft ze nooit meer gezien. Niemand waarschijnlijk.

Het is niet bekend wat er aan de hand was. Knotsknettergek, een postnatale depressie of aan de drank? In die tijd kon je nog makkelijk iemand opbergen. Ook je familie kon dit doen met je.

Als ik naar mijn vader en zijn broers en zussen kijk, twee generaties verder, zou het ook zomaar een hele lastige vrouw geweest kunnen zijn. Geestesziekte komt in deze lijn verder niet voor, een grote mond hebben ze echter allemaal.
Zij hadden zeker geklaagd tegen elke vorm van dwang en opgelegde behandeling.

Gelukkig maar.